Thierry Simonelli
Een van de onverwachte neveneffecten van de Covid-pandemie is de opkomst van mediagenieke experts en wetenschappers met een duidelijke scheidslijn tussen enerzijds echte wetenschappers en anderzijds samenzweringstheoretici en andere charlatans.
Een van de wetenschappers wiens classificatie tot één van deze categorieën echter niet zo gemakkelijk te bepalen valt, is Mattias Desmet, professor klinische psychologie aan de Universiteit Gent. In talloze interviews op YouTube verklaart Mattias Desmet het gedrag van de massa tijdens de pandemie als bevangen te zijn door massahypnose.
Volgens Desmet moet men aannemen dat de Covid-pandemie vooral een massapsychologische pandemie is, die hij “massavormingshypnose” noemt.
In juni 2022 verscheen Desmets boek met de interessante titel The Psychology of Totalitarianism, die niet toevallig herinnert aan Wilhelm Reichs Massenpsychologie des Faschismus, een toonaangevende analyse van de psychologie van het totalitarisme, die Desmet helaas buiten beschouwing laat.
In zijn boek gaat Desmet dieper in op zijn opvatting dat de massahypnose van het pandemische tijdperk de psychologische tegenhanger is van het politieke totalitarisme. En in het totalitarisme, betoogt Desmet, verkeren zowel de burgers als de politieke elites in een staat van hypnose.
Maar wat in Desmets boek een kritische interpretatie lijkt te zijn van de effecten van angstpolitiek en mediamanipulatie, blijkt een impliciete kritiek te zijn van de irrationele massa’s, wier hypnose volgens hem geheel en al zonder hypnotiseur mogelijk blijkt te zijn.
De wereld die totalitair is geworden
Op een mooie ochtend in november 2017 werd Mattias Desmet, die in een chalet van vrienden in de Ardennen verbleef, gegrepen door een plotse ingeving: “Ik [werd] reëel en prangend een nieuw totalitarisme gewaar dat zich langzaam uit zijn zaad losmaakte en het weefsel van de samenleving deed verstarren” (Desmet, 2022, blz. 7).
Mattias Desmet, co-auteur van meer dan 100 artikelen over depressie, alexithymie en de evaluatie van psychoanalytische psychotherapieën, meende zo in 2017 dat het “onloochenbaar is geworden” dat overheden ons van onze vrijheid beroven, dat “alternatieve stemmen” niet langer getolereerd worden, dat “veiligheidsdiensten” dramatisch zijn toegenomen en “enzovoorts” (ibid. p. 7, 157). Sociale veranderingen die volgens hem moeten worden omschreven als “totalitarisme”, naar Hannah Arendts “dystopische visie” (sic.).
Natuurlijk is het allereerst verrassend om een analyse van het totalitarisme in 2022, en met het oog op de Covid-pandemie, uitsluitend te baseren op het werk van Hannah Arendt. Het begrip totalitarisme heeft sinds Arendt immers tal van ontwikkelingen, kritieken en wijzigingen ondergaan (zie Losurdo, 2004).
Bovendien is Arendts essentialistische opvatting van het totalitarisme gebaseerd op verschillende constitutieve elementen: op de vorming van gedepolitiseerde massa’s als gevolg van de Eerste Wereldoorlog, op de toename van staatsinstellingen, op een voortdurende mobilisatie van de bevolking die met behulp van propaganda in stand wordt gehouden, en tenslotte op terreur als de “essentie” van het totalitarisme, dat zijn model heeft in de oprichting van concentratiekampen.
Zelfs als het vraagstuk van de massa’s in de liberale democratieën van de 21e eeuw actueel blijft en de algemene democratische regressie een serieus studieobject van de politieke wetenschap is geworden, blijkt het moeilijk om een serieuze fascistische, nazi- of totalitaire beweging, noch de terreur van de concentratiekampen of de goelags in onze samenlevingen te ontwaren. Wanneer de De psychologie van het totalitarisme pretendeert niet alleen een analyse te zijn van het historische totalitarisme, maar ook van het vermeende hedendaagse totalitarisme, blijkt het erg moeilijk om in te zien naar welke concrete werkelijkheid Desmet met zijn analyse eigenlijk verwijst.
Totalitarisme als Psychologie
Es ist ganz offensichtlich, daß weder Informationsmangel noch Gehirnwäsche für die Unterstützung eines totalitären Systems durch die Massen verantwortlich sind. (Arendt, 1991, p. 629)
De opzet van het ongeveer 900 bladzijden tellende boek van Arendt over totalitarisme was om de radicale historische nieuwigheid van de nazi- en Sovjetregimes uit te werken. Desmet betwijfelt dit echter impliciet. Want wat de filosofe volgens Desmet in haar “visie” niet begreep, is het diepe verschil tussen traditionele dictaturen en totalitarisme. Volgens Desmet ligt het echte verschil tussen traditionele dictaturen en totalitarisme niet in de politiek of de maatschappij, maar in de psychologie. Alleen de psychologie maakt het mogelijk de intieme mechanismen van het totalitarisme te begrijpen en het aldus te onderscheiden van andere politieke systemen. (sic, Desmet, 2022, p. 8) Maar terwijl voor Hannah Arendt de psychologische verklaring van het totalitarisme absurd leek, ziet Desmet het wezen ervan in de psychologische “massavorming”. (1)
Helaas wacht de lezer van De psychologie van het totalitarisme vergeefs op een duidelijke definitie van dit verschijnsel.(2) Ook de term “massavorming” lijkt een originele creatie van Mattias Desmet zelf. U zult er tevergeefs naar zoeken in internationale wetenschappelijke databanken zoals PubMed, Scopus, Web of Science of ScienceDirect.
Met behulp van een thermodynamische analogie beschrijft Desmet “massavorming” als een “complex en dynamisch fenomeen dat je kunt vergelijken met de manier waarop convectiepatronen ontstaan in water of gas als het opgewarmd wordt” (ibid., p. 128).(3) Uit deze analogie begrijpt men dat Desmet hypnotische massavorming eigenlijk ziet als een objectief, quasi-natuurlijk verschijnsel dat noodzakelijkerwijs optreedt wanneer de juiste omstandigheden aanwezig zijn.
Evenzo zou “massavorming individuele mensen in een nieuwe psychologische ‘bewegingstoestand’” brengen (ibid. p. 129), waarin de collectieve hypnose vervolgens “individuen van elk vermogen tot kritische afstandname en ethisch besef berooft” (ibid., p. 8, 158). De “massavorming” zou dus een “massahypnose” zijn, en massahypnose zou het psychologische fundament zijn van politiek totalitarisme.
Als men deze analogie serieus neemt, ontstaat er een hele reeks complicaties. Afgezien van het feit dat massahypnose – eigenlijk groepshypnose – in de wetenschappelijke literatuur niet veel vaker wordt genoemd dan “massavorming”, moet men zich ook bewust worden van wat hypnose eigenlijk betekent, en wel in niet-metaforische zin. Als men bijvoorbeeld onderscheid maakt tussen hypnotische inductie, het opwekken van hypnose door een hypnotiseur, de eigenlijke hypnotische trance en de hypnotische suggesties die in deze toestand worden gegeven, post-hypnotische amnesie en de mogelijke post-hypnotische opdracht, lijkt het opnieuw moeilijk te ontwaren waar Desmet nu precies op doelt. Maar om de effecten op gedrag, gevoel en denken waarnaar Desmet verwijst te verklaren, zouden al deze elementen eigenlijk gegeven moeten zijn.
Maar dan zou men moeten uitgaan van een hypnotische inductie zonder hypnotiseur, een hypnotische trance zonder de veranderde bewustzijnstoestand van diepe ontspannen dissociatie tussen het zelf en de buitenwereld, en hypnotische suggesties die uitsluitend voortkomen uit objectieve omstandigheden.
Als men, zoals wetenschappelijk correcter zou zijn, de duur van een hypnotische trance over jaren of zelfs eeuwen niet voor mogelijk houdt (sinds de Verlichting in de 18e eeuw), maar het hypnotisch effect verplaatst naar het post-hypnotisch geheugenverlies en de post-hypnotische opdracht – door middel van een opdracht die door niemand is gegeven – dan zouden deze dus alle beschreven psychische massaverschijnselen moeten kunnen verklaren. Maar ook hier is het wetenschappelijk geenszins onomstreden in hoeverre alle mensen ontvankelijk zijn voor hypnose, in hoeverre hypnotische suggestie in het algemeen werkt op hypnotiseerbare personen, en hoe lang dergelijke suggestief gegeven opdrachten kunnen voortduren. Hoewel post-hypnotische opdrachten inderdaad maanden kunnen duren, maar zeker niet jarenlang of eeuwenlang over meerdere generaties, zou het dan toch mogelijk moeten zijn ze permanenter te maken door een periodieke versterking. Maar dat zou betekenen dat de hele hypnotische cyclus – inductie, trance, suggestie – regelmatig zou moeten worden herhaald, en dat alles volgens Desmet zonder hypnotiseur.
Men kan zien hoe we hier overgaan van een eenvoudig lijkende hypothese van hypnose bij een indrukwekkende opeenstapeling belanden van steeds meer ad hoc hypothesen die weinig of grotendeels onbevestigd zijn. Desmets benadering lijkt dus minder op Keplers verenigd wereldmodel, wiens politiek-psychologische equivalent hij pretendeert te zijn, dan op de vermenigvuldiging van de epicyclische spitsvondigheden en van geocentrische constructies. Toch wordt deze “complexiteit” in Desmet’s boek meer impliciet verondersteld dan duidelijk geformuleerd en uitgewerkt.
De onverwachte terugkeer van Gustave Le Bon
In Desmets “soort hypnose” zal de lezer niettemin gemakkelijk de massapsychologie van Gustave Le Bon herkennen. Achter het begrip “massavorming” gaat de “formation des foules” schuil (een enkele keer voorkomend in het werk van Le Bon) en het resultaat daarvan: de “massaziel” of “collectieve ziel”.
Het is dan ook niet verwonderlijk dat Gustave Le Bon de enige betrouwbare sociaal-psychologische bron blijft voor Desmets “massavorming”. Het is evenmin verrassend dat Desmets “massavorming” eenvoudigweg de meest opvallende kenmerken van Le Bons “massaziel” recapituleert.
In de massaziel, schreef Le Bon 127 jaar geleden, “vervaagt de bewuste persoonlijkheid” (Le Bon, 2013, p. 21). Dit gaat op in de “geestelijke eenheid van de massa” (ibid., p. 22) tot er uiteindelijk een “vergadering van idioten” (ibid., p. 29) uit voortkomt, in staat tot de “meest bloeddorstige daden” (ibid., p. 33).
Zo lezen we ook bij Desmet, die Le Bon eigenlijk overal parafraseert: “De massa is geneigd tot wreedheden jegens wie haar weerstaat en voert die typisch uit alsof het een ethische, heilige plicht is.” (Desmet, blz. 142)
Desmet voegt er echter een ‘spiritueel’ drama aan toe dat, zoals we zullen zien, niet louter bijkomstig is in zijn denken: “De massa en haar menners worden blind meegesleurd in de destructieve maalstroom, tot de uiterste consequentie gedreven van de logica waarin hun geest gegrepen is, de mechanistische logica van het dode, ontzielde universum” (ibid., p. 163-164). Hier krijgt Desmets analyse een wereldhistorisch trekje: volgens Desmet legde de “ideologie” van de Verlichting ons een mechanistisch wereldbeeld op waarvan het universum bestond uit levenloze elementaire deeltjes. Zo werden we afgesneden van de verbinding met het hele levende universum en psychologisch voorbereid op de “massavorming” van het totalitarisme.
De massaloze massaziel
Hoe dicht Desmets “massavorming” in dit opzicht ook bij de “massaziel” van Le Bon staat, Desmet ziet toch af van enige differentiatie van de massa’s. Terwijl Le Bon een indeling voorstelt in heterogene massa’s – anonieme en niet-anonieme massa’s – en homogene massa’s – sekten, kasten en klassen – elk met hun eigen structuren en dynamiek, en ook Hannah Arendt nog een moraliserend onderscheid maakt tussen stammen, meutes, massa’s, verarmde menigten en bevolking (zie Canovan, 2002), kent Desmet slechts één massa: de massa van de wereldbevolking, die sinds de Verlichting is getotaliseerd.
Een andere originaliteit die Desmet introduceert ligt in zijn eigenzinnige definitie van de menigte. Voor Le Bon en alle sociale psychologen die hem volgden, vertegenwoordigen mensenmassa’s altijd vluchtige verschijnselen van mensen die op hetzelfde moment op dezelfde plaats bijeen zijn. F. E. H. Wijermans herinnert ons hieraan in haar proefschrift aan de Rijksuniversiteit Groningen: Wat de psychologische definities van menigtes in de sociale psychologie ook zijn, ze “delen allemaal het begrip van een aantal mensen die zich op hetzelfde moment op dezelfde plaats bevinden”. (Wijermans, p. 12).
In tegenstelling tot de psychologische massa’s van de wetenschappelijke sociale psychologie zouden de massa’s van Desmet aanvankelijk vluchtig maar daarna permanent zijn. Evenzo is de eenheid van plaats en tijd niet langer noodzakelijk bij Desmet: de individuen van de “massa-formatie” kunnen volledig geïsoleerd zijn, maandenlang opgesloten in hun huis, en toch alle massasymptomen vertonen: De-individualisering, irrationaliteit, hypnose en psychose. Ook hier worden we geconfronteerd met dezelfde problemen die Desmets idee van hypnose al eerder opleverden.
Maar hoe komt de hypnose van “massavorming” dan tot stand? Volgens Desmet vereist een dergelijke hypnose vier sociale voorwaarden:
- een algemene eenzaamheid,
- een verlies van de zin van het leven,
- verder, vrij zwevende (objectloze) angst,
- en “veel vrij zwevende frustratie en agressie” (ibid., 129).
Massahypnose ontstaat dus allereerst niet door de druk van de media, niet onder de spanning van de angstpolitiek, zelfs niet door de zeer concrete angst voor een schijnbaar dodelijke ziekte, maar uitsluitend door “het potentieel aan onafgereageerde agressie dat aanwezig is in de bevolking, de agressie die nog op zoek is naar een object” (ibid., p. 132).
Daarom is er volgens Desmet behoefte aan “onpersoonlijke” controle en manipulatie (ibid., 177): net zoals er hypnose moet zijn zonder hypnotiseur, moet er ook controle zijn zonder stuurman, en manipulatie zonder manipulator. Het is dan niet meer duidelijk wanneer en of manipulatie altijd voortkomt uit hypnose, of dat hypnose altijd voortkomt uit manipulatie. Wat voor Desmet belangrijk blijft, is het onpersoonlijke element.
Moeten we dan ook concluderen dat totalitarisme niet alleen in essentie een psychologisch verschijnsel is, maar als zodanig ook door niemand gepland en actief gerealiseerd is? Ook hier vindt men beide antwoorden. Massa’s worden nooit gehypnotiseerd door machtselites, omdat die zelf gehypnotiseerd zijn. Deze laatsten worden echter minder gehypnotiseerd door de vier maatschappelijke omstandigheden dan door hun eigen ideologieën.(4) Zo wordt dan toch verondersteld dat er een klein aantal mensen is – de Holocaust werd volgens Desmet gepland en gerealiseerd door “een vijftal mensen” – die de blinde massa hypnotisch aansturen. Zelfs afgezien van de historische onzin die Desmet met dergelijke beweringen uitkraamt, lijkt het steeds moeilijker om de weg te vinden uit het labyrint van eindeloze logische en wetenschappelijke tegenstrijdigheden en inconsistenties.
Voorbij het realiteitsbeginsel
De vraag die zich dan herhaaldelijk aan de lezer van De psychologie van het totalitarisme opdringt is: Waar heeft Desmet het eigenlijk over? Waar vindt men vandaag de dag de “gehypnotiseerde” massa? En als ze bestaat, hoe kan ze dan herkend worden? Als de wereld totalitair is geworden en de massa’s gehypnotiseerd sinds de Verlichting, hoe komt het dan dat de professor zelf aan een dergelijke “massavorming” heeft kunnen ontsnappen? Is hij de enige die eraan ontsnapt is, of zijn er andere mensen die sinds de 18e eeuw niet meer gehypnotiseerd zijn? En zo ja, hoe kon het gebeuren dat een minderheid van de wereldbevolking niet bezweek voor totalitaire hypnose?
Zo gaat Desmet van een psycho-fictie via een historische fictie naar een politieke fictie. Het spreekt voor zich dat Le Bons oorspronkelijke inzichten over de ziel van de massa sinds 1895 deels geheel terzijde zijn geschoven, deels zijn vervangen door meer overtuigende empirische verklaringen (zie Van Ness & Summers-Effler, 2016).
In het standpunt van Desmet zal men niettemin de figuur van de universele deskundige, die Le Bon zo na aan het hart lag, hebben herkend als een praktische psychologie die voor culturele en politieke elites is geconstrueerd. Want hoewel Le Bon de populaire psychologie diepgaand heeft gevormd (Cf. Rubio, 2008), wordt vergeten dat zijn psychologische analyses ook een duidelijk politiek doel hadden.
Le Bon was geen vriend van de massa. Integendeel, hij geloofde dat “beschavingen […] worden gecreëerd en geleid door een kleine intellectuele aristocratie”. (Le Bon, 2013, p. 13) De massa’s vernietigen de rationele orde en vestigen de heerschappij van het irrationele: “Vanaf het moment dat de revolutie van de bourgeoisie afdaalde naar de volksklassen, hield ze op een heerschappij van het rationele over het instinctieve te zijn, en werd ze integendeel een poging van het instinctieve om het rationele te overheersen.” (ibid., blz. 56)
De politiek van psychologisch totalitarisme
Zo dragen de massapsychologie van Le Bon en haar nieuwe gedaante, “massavorming”, het stempel van conservatief elitisme. In Le Bon richt de massapsychologie zich tot de staatsman, die de “primitieve barbarij” niet langer kan beheersen zonder de kennis van de psychologie. (Le Bon, 2021, blz. 64)
Desmet lijkt dit perspectief echter gedeeltelijk om te keren: de massa’s zijn inderdaad gehypnotiseerd, irrationeel en klaar voor geweld, maar het is de taak van psychologische deskundigen om hen te bevrijden van hun politieke en historische banden. De psychologie van de “massavorming” beoogt niet de staatsman tegen het volk te beschermen, maar zowel de “getotaliseerde bevolking” als haar ideologisch gehypnotiseerde leiders uit hun massahypnose te wekken. Dit zou duidelijk maken dat de psychologische expert als een soort politieke en psychologische avant-garde als het ware kan terugvallen op objectieve kennis van de wereld die niet langer verstrikt is in een bepaald perspectief.
Vrijheid van totalitarisme zou er dan, in sociale termen, uit bestaan het “verlies van steun voor democratische beginselen” en het “opleggen van een experimenteel vaccinatieprogramma” op te heffen (Desmet, 2022, p. 126).
Met deze sociale vrijheid wordt volgens Desmet dus de psychische vrijheid voor een wereldwijde geestelijke revolutie mogelijk, die ons bevrijdt van de “mechanistische ideologie” (sic.) van de Verlichting.
Het nieuwe spiritualisme van het levende universum
Dus hoe, vraagt Desmet, kan men de mechanistische ideologie van de Verlichting en haar psycho-totalitaire gevolgen overstijgen? De “ideologie” van de Verlichting ziet het universum als een “mechanistische interactie tussen dode elementaire deeltjes” (ibid., p. 200). In feite, beseft ook Desmet, bestond deze “ideologie” al in 400 voor Christus, met Leucippus en Democritus, maar het zij zo. Een paar duizend jaar geschiedenis doet er hier blijkbaar ook niet meer toe.
Want wat “Einstein, Werner Heisenberg, Erwin Schrödinger, Louis de Broglie, Planck, Bohr, Wolfgang Pauli, Sir Arthur Eddington, Sir James Jean” volgens Desmet in hun “contemplatieve werken” (sic, ibid., pp. 238-239) hebben aangetoond, is dat de mens “de rationaliteit moet overstijgen” om zijn volledige potentieel te realiseren (ibid., 126).
Het “ultieme weten […] sluimert in alle dingen” (ibid., p. 244) van het levende universum. Daarom moeten we de rationaliteit in ons overwinnen om onze creatieve mogelijkheden ten volle te benutten. En dan wordt alles beter en kan onze creatieve fusie met het universum beginnen.
Onder de straatstenen van het dode universum van de verlichting ligt het strand van het levende universele bewustzijn, dat de materiële elementaire deeltjes (ibid., blz. 200) in een “circulaire causaliteit” (ibid., blz. 151) heen en weer leidt van geest naar materie.
Met de nieuwe spirituele experts van de universele levenstrillingen kunnen de mensen de scheiding van materie en geest overwinnen, ontwaken uit hun hypnose, genezen van hun psychose, herstellen van lichamelijke en geestelijke ziekten (ibid., p. 225), en zelfs “een bijna onvoorstelbare kracht” ontwikkelen (ibid., p. 221). Dit, zegt Desmet, is immers de les van Laura Schultz, een “63-jarige grootmoeder uit Florida die in 1977 met één hand het voorwiel van een schoolbus kon optillen om met de andere hand haar kleinkind onder de bus vandaan te trekken” (ibid. p. 221).
In hoeverre het denken van Desmet ons een uitweg kan bieden uit het veronderstelde hypnotische totalitarisme is verre van duidelijk. Zonder twijfel is het echter een pad dat weg leidt van een rationele analyse van de werkelijkheid en meer in de richting gaat van een versleten New Age spiritualisme met een vage belofte van verlossing.
(1) In haar genuanceerde bespreking van de “magische betovering ” en fascinatie die Hitler uitoefende, verzet Arendt zich opnieuw uitdrukkelijk tegen de psychologie van het totalitarisme: “Te geloven dat Hitlers successen gebaseerd waren op zijn “macht van fascinatie” is volkomen absurd; met die macht alleen zou hij het niet verder gebracht hebben dan salonleeuw”. (Arendt, 1991, p. 658) Natuurlijk staat Desmet ook met geen woord stil bij Arendts bespreking van de aard en de verschillende functies van de massa’s in het nazi- en sovjettotalitarisme.
(2) De reden hiervoor is waarschijnlijk dat voor Mattias Desmet “massavorming” en “totalitarisme” twee verschillende namen zijn voor één en dezelfde intuïtief begrepen werkelijkheid.
(3) Gustave Le Bon gebruikte een organische metafoor om dezelfde opkomende eigenschap uit te drukken: “Het psychologische geheel is een voorlopig wezen dat voor een moment is samengesmolten uit heterogene elementen, absoluut zoals de cellen van een levend lichaam door hun vereniging een nieuw wezen vormen dat eigenschappen vertoont die sterk verschillen van die welke elk van deze cellen bezit”. (Le Bon, 2013, pp. 26-27)
(4) Zie het debat tussen Peter Breggin en Mattias Demet van 14 september 2022: https://reflexivityspace.org/2022/09/14/juxtaposing-peter-breggin-mattias-desmet-interviewed-by-reiner-fuellmich-and-viviane-fischer/
Literatuur
Arendt, H. (1991). Elemente und Ursprünge totaler Herrschaft: Antisemitismus. Imperialismus. Totale Herrschaft. München. Piper Taschenbuch.
Canovan, M. (2002). “The People, the Masses, and the Mobilization of Power: The Paradox of Hannah Arendt’s „Populism“”. Social Research, 69(2), 403–422.
Desmet, M. (2022). The Psychology of Totalitarianism. White River Junction, Vermont. Chelsea Green Publishing. PZ: Voor alle citaten is gebruik gemaakt van de originele Nederlandstalige editie (Pelckmans, Kalmthout 2022).
Le Bon, G. (2013). La psychologie des foules (9. Auflage). Paris. PUF.
Le Bon, G. (2021). La Révolution française et la psychologie des révolutions.
Losurdo, Domenico (2004). « Pour une critique de la catégorie de totalitarisme ». Actuel Marx 35(1):115‑47.
Rubio, V. (2008). « Psychologie des foules, de Gustave le Bon. Un savoir d’arrière-plan ». Sociétés, 100(2), 79–89.
Van Ness, J., & Summers-Effler, E. (2016). “Reimagining Collective Behavior”. In S. Abrutyn (Red.), Handbook of Contemporary Sociological Theory (p. 527‑546).
Wijermans, F. E. H. (s. d.). Understanding crowd behaviour: Simulating situated individuals. Groningen. Universiteit van Groningen.
Thierry Simonelli is psychoanalyticus, doctor in de filosofie en doctor in de psychologie. Hij studeerde in Parijs en kreeg daar ook zijn psychoanalytische opleiding. Hij is auteur van verschillende boeken en talrijke artikelen over psychoanalyse, filosofie en sociologie. Hij woont en werkt in Luxemburg. Een eerdere versie van dit artikel verscheen onder de titel: The strange epidemic of “mass formation hypnosis”. Deze versie is door de auteur gereviseerd voor publicatie in het Nederlands. Vertaald uit het Duits door Peter Zegers.
Zie ook: