Philippe Corcuff

Met toestemming van de auteur en Conspiracy Watch vertaald uit het Frans. Het origineel vind je hier: « Manifeste conspirationniste » : une ultragauche au Seuil de l’extrême droitisation (PZ).

Wanneer een deel van radicaal-links rondom Julien Coupat, bekend van de “affaire Tarnac”, en een grote uitgeverij, Editions du Seuil en vooral diens linkse directeur Hugues Jallon, samenwerken om complotisme en toenadering tot extreemrechts te rechtvaardigen …

De naam Julien Coupat is bekend geworden door de “affaire Tarnac“, die begon met de sabotage van hogesnelheidslijnen in november 2008. Coupat werd in staat van beschuldiging gesteld en samen met andere kameraden in voorlopige hechtenis genomen. Het Hof van Cassatie heeft de kwalificatie “terrorisme” pas in januari 2017 definitief laten vallen. In april 2018 werd Coupat vrijgesproken door het Strafhof van Parijs. Maar Coupat is ook een figuur van het Comité Invisible, een netwerk dat als “appelistisch” wordt omschreven vanwege de tekst van deze groep uit 2003 (soms abusievelijk aangeduid als 2004): L’Appel. Het Comité Invisible publiceerde drie boeken bij uitgeverij La Fabrique: L’insurrection qui vient (2007), À nos amis (2014) en Maintenant (2017). Het maakt deel uit van een bredere beweging die bekend staat als “radicaal-links” [1]. Dit is een heterogene militante stroming die zijn oorsprong vindt in het extreem-links van 1968, een mengeling van min of meer radencommunistische, situationistische, anarchistische en autonomistische ideeën, die zich onderscheidt van trotskistische of maoïstisch geïnspireerde partijen en van het georganiseerde anarchisme, alsook van “radicaal links” dat in de jaren negentig opkwam. Voor het Comité Invisible is onder meer de situationistische achtergrond, en in het bijzonder de figuur van Guy Debord (1931-1994), van belang. Daarom wordt het vaak geassocieerd met “post-situationisme”.

Van ultra-systemisme naar complotisme

Zonder de namen van de auteurs te noemen heeft Éditions du Seuil op 21 januari 2022 het Manifest conspirationniste gepubliceerd. Naspeuringen van Thomas Mahler op de website van L’Express en Olivier Tesquet op de website van Télérama noemen Julien Coupat als één van de belangrijkste schrijvers van dit anoniem verschenen boek. Het Comité Invisible distantieerde zich van het boek in een tweet van 20 januari 2022. Vermoedelijk is het boek voornamelijk van de hand van Julien Coupat, bijgestaan door enkele andere radikaal-linkse activisten van buiten het Comité Invisible. Daarom zal ik in het vervolg naar de auteurs verwijzen als Coupat c.s.

Het Manifeste conspirationniste vormt een breuk met de drie publicaties van het Comité Invisible . L’insurrection qui vient geeft uiting aan een ultra-systemisme, vermengd met een post-adolescente arrogantie waarin alles onverbiddelijk onder de heerschappij van een objectief “systeem” staat en alle verzet door “het systeem” wordt gerecupereerd … behalve het appelisme. Dit is een soort magie met mystieke connotaties. In La societé du spectacle (1967) schetste Guy Debord reeds een objectief ultra-systemisme waaruit niemand leek te kunnen ontsnappen, en het voorgestelde perspectief van “zelfbevrijding” via “revolutionaire arbeidersraden” [2] leek het resultaat te zijn van wat in het religieuze kringen als een wonder wordt beschouwd. À nos amis bleek interessanter te zijn, omdat de zelfvoldane arrogantie begon te barsten toen ze geconfronteerd werd met de tegenstrijdigheden in de werkelijkheid. Er zijn echter wel al enkele complotistische formuleringen aanwezig. Maintenant is, naar mijn mening, het beste boek van het Comité Invisible, omdat het aan het radicale denken, in de schokken van de ervaring, een creatieve luciditeit geeft, gedragen door een melancholieke sereniteit in een zeldzame poëtisch-theoretische taal.

Kaboem met het Manifeste conspirationniste! Achteruitgang op zijn best! De complotistische marges van À nos amis bezetten het terrein, een latent negationisme en een diskwalificatie van de kritiek op het antisemitisme brengen hun kwalijke geur, allianties met extreemrechts worden nu mogelijk. De arrogantie duikt weer op in zijn meest belachelijke vormen. Coupat c.s. beweren erfgenamen te zijn van de grote traditie van het kritische denken, maar uiteindelijk schieten zij tekort ten opzichte van de eenvoudige flitsen van intelligentie van de filosofie van nederigheid van Eddy Mitchell – La vie a les doublés – en Alain Souchon – Dérision de nous, dérisoires.

Zijn objectief ultra-systemisme, dat de nadruk legt op het belang van overheersing door onpersoonlijke sociale structuren, en complotisme, waarbij verborgen manipulaties de sleutel tot de verklaring vormen, niet tegenstrijdig? Ja, wel vanuit een logisch standpunt, omdat het eerste – hoewel het de werkelijkheid teveel homogeniseert en de emancipatorische mogelijkheden onderschat, in tegenstelling tot Karl Marx zelf die een analyse van het kapitalisme maakte in termen van tegenstellingen en een spel van tendensen en tegentendensen die emancipatoire lacunes openlieten – gebaseerd is op onbedoelde mechanismen en het tweede op intentionalisme. De socioloog Pierre Bourdieu heeft ons echter geleerd dat de logica van de logici en de praktische logica tot twee zeer verschillende registers behoren [3]. Debord was al overgestapt van het ultra-systemisme van La société du spectacle naar complotistische beschuldigingen in het voorwoord van de vierde Italiaanse editie van het boek in 1979 over de vermeende controle van de Rode Brigades door de “speciale diensten” van de Italiaanse staat [4]. Dichter bij huis is dit ook het geval geweest met een andere intellectuele referentie van het Comité Invisible, de Italiaanse filosoof Giorgio Agamben, die tijdens de huidige Covid-19 epidemie heen en weer zwalkt tussen ultra-systemisme en wild complotistisch intentionalisme, zoals taalkundige François Rastier heeft aangetoond in Conspiracy Watch. Coupat c.s. proberen op een bepaald moment een enigszins wankele conceptuele rechtvaardiging van dit soort passage te geven door, net als Agamben, te spreken van “objectieve samenzweringen” (p. 52). Er is echter een impliciet cognitief en retorisch hulpmiddel die beide registers gemeen hebben, en die niet wordt verklaard door Debord, Agamben, of Coupat c.s.: de categorie van de totaliteit. Objectieve totaliteit in het eerste register en intentionele totaliteit in het tweede, maar in beide gevallen met de pretentie het “geheel” in de conceptuele hand te houden, zonder hiaten in de werkelijkheid, of onzekerheid, of willekeur.

Lang vóór het Manifeste conspirationniste was er al de complotistische verwarring bij radikaal-links met de vorming van een negationistische groep binnen die beweging aan het einde van de jaren ‘70 en het begin van de jaren ‘80 [5]. Zo kon Jean-Gabriel Cohn-Bendit (1936-2021), de oudere broer van Dany Cohn-Bendit, als “libertaire jood” sommige stellingen van Robert Faurisson over de gaskamers van de nazi’s verdedigen [6].

De kenmerken van een complotistische retoriek

Het gebruik van het woord complotisme (conspirationnisme) in de titel van het boek is natuurlijk een provocatie, een gebruikelijke techniek in situationistische en post-situationistische kringen. Maar het gebruik er van kan niet worden gereduceerd tot alleen maar een provocatie. Om te beginnen volgt het boek het spoor van de diskwalificatie van de kritiek op het complotisme, die al geruime tijd  geformuleerd werd in ultraconservatieve en confusionistische discoursen, van Éric Zemmour tot Frédéric Lordon, via Michel Onfray en Natacha Polony: “de banvloek van alle machten tegen de complotisten” (p. 9), “de meute van de waakhonden” (p. 26) of ” ‘een vermeende ‘epidemie van het complotisme’“. (p. 185). Bovendien maakt kritiek op het complotisme zelf ook weer deel uit van het complot: “de anti-complotretoriek heeft in feite sinds haar ontstaan gediend om intense samenzweringsactiviteit te verhullen” (p. 36).

Coupat c.s. stellen echter niet alleen de kritiek op het complotisme ter discussie, maar oefenen door het hele boek heen zelf een samenzweringsretoriek uit. Het uitgangspunt is een vermeende leugen, een ENORME leugen: “de enscenering van een dodelijke wereldwijde pandemie […] was inderdaad een enscenering” (blz. 8), “de goddelijke verrassing van een nieuw coronavirus” (blz. 91-92), “deze hele onderneming van geplande planetaire schrik rond Covid” (blz. 103), “de staatsgreep van maart 2020” (blz. 155) … Een leugen die zou worden ondersteund door een “heersende propaganda” die “zijn huls verhardt” (blz. 9-10). In dit tegenverhaal van een epidemische illusie worden de doden van Covid-19 vergeten, zoals de filosoof Mathieu Potte-Bonneville heeft opgemerkt, “omdat uiteindelijk het leven en de dood van de figuranten in deze enscenering (men denke aan de Brazilianen, de Tunesiërs, de 120.000 die hier verdwenen zijn) er minder toe doen dan hun vermogen om als springplank te dienen voor hun eigen peroratie. En voor onze geleerde anti-medici zijn “vaccins” voor de meeste mensen schadelijker dan het virus” (p. 167).

Deze reusachtige propaganda zou een “plan” omvatten en “er zijn stappen in het plan” (blz. 68). Binnen dit kader wordt “een logische opeenvolging gepland, waarvan althans de eerste helft ruimschoots is ingestudeerd” (ibid.). Thomas Mahler toont op de website van L’Express aan dat Coupat c.s. voor de voorbereiding van het zogenaamde “plan” gebruik maken van pseudo-“bronnen” die gelijkaardig zijn aan die welke gepromoot worden in het complotnarratief van één van de huidige verbindingspersonen tussen geradicaliseerd rechts en extreemrechts: Philippe de Villiers.

Het pandemische complot zou een antwoord zijn op een reeks crises die de stabiliteit van het ‘systeem’ in 2019 bedreigen (Hongkong, Libanon, Algerije, Catalonië, Chili, Irak, Colombia…): “iedereen die in de huid kruipt van een van de georganiseerde machten die belang hebben bij de handhaving van de wereldorde, zal het ermee eens zijn: in dit najaar van 2019 is het tijd om het einde van het spel in te luiden” (p. 89).

De oorsprong van deze grote samenzwering ligt echter verder weg: “Het hele verhaal begint aan de vooravond van de Tweede Wereldoorlog, in de Verenigde Staten” (blz. 144). En de grote samenzwering ontvouwt zich dan ongehinderd van gisteren op vandaag:

“Het was 1951. Missie volbracht!” (p. 150)

Want er zou sprake zijn van een “constellatie van punten die alle met elkaar verbonden zijn ondanks hun schijnbare fragmentatie” (p. 183). Alles past bij elkaar en ze passen allemaal bij elkaar! In de zoektocht naar de vermeende oorsprong wordt men ertoe gebracht steeds verder terug te gaan: “deze bijzondere manier van machtsuitoefening gaat terug tot de geboorte van de politieke economie in de achttiende eeuw” (p. 192). En bovendien is er geen toeval: “De stichter van de ‘sekte der economen’, François Quesnay, was niet voor niets chirurgijn van de koning” (p. 251). Alles past, ze passen allemaal en er is geen toeval … in de retoriek van complotisten.

Coupat c.s. werken mee aan een “idool van de oorsprong” die zo goed is gediagnosticeerd door de historicus Marc Bloch [7]. Voor Bloch gaat deze ware “obsessie met de oorsprong” voorbij aan het feit dat “voor de meeste historische werkelijkheden de notie zelf van dit beginpunt bijzonder ongrijpbaar blijft” [8]. Het Manifeste conspirationniste verhult deze verklaringsmanie niet:

“De engigneor, de ingenieur, was reeds in de twaalfde eeuw degene die voor de vorsten vestingwerken en machines ontwierp met het oog op belegeringen. Hij is nog niet klaar met deze oorsprong, die hem altijd moet achtervolgen, zoals elke ware oorsprong” (p. 123)

Complotistische verzwakking van de sociale structuurkritiek

In de verbale stortvloed vinden wij nauwelijks handvatten om het probleem van het complotisme conceptueel te verhelderen. Maar indirect, juist door de tekortkomingen, de verwarring en veralgemeniseringen, nodigt het boek ons uit om enkele heuristische onderscheidingen te maken. In de eerste plaats, zoals ik elders reeds benadrukt heb, is het belangrijk om een onderscheid te maken tussen complotten en complotisme, hetgeen Coupat c.s. niet doen. Spreken van complotten verwijst naar geheime manipulaties in de menselijke geschiedenis. En er waren zeker en er zijn nog steeds geheime manipulaties in de geschiedenis. Voor de hedendaagse sociale wetenschappen is een complot echter hooguit één factor die in combinatie met vele andere factoren bijdraagt aan het ontstaan van een gebeurtenis, binnen het kader van een multifactoriële verklaring. Complotisme daarentegen presenteert verhalen met een complot als enige verklaring. Het complot zou de voornaamste verklarende factor zijn, alsof geheime manipulaties probleemloos in het weefsel van sociale betrekkingen zouden kunnen doordringen, zonder op andere factoren, andere logica’s of weerstanden te stuiten. Daarom zijn deze theorieën, vanuit het oogpunt van de moderne sociale wetenschappen, onhoudbaar gebleken.

Aan complotten en complotisme moet nog een derde categorie worden toegevoegd: de complotstemming, die Rudy Reichstadt omschrijft als “soupçonnite” [9]. Dit is een sociaalpsychologische neiging om spontaan naar complotten te wijzen als enige verklarende rode draad voor gebeurtenissen die zich in de geschiedenis en de maatschappij voordoen. Coupat c.s. combineren deze complotstemming met het complotisme.

De auteurs van het Manifeste conspirationniste noemen zichzelf ‘diepzinnig‘. “Wij zullen winnen omdat wij diepzinniger zijn“: deze titel van het laatste hoofdstuk van het boek (blz. 325-379) is overgenomen op de achterflap. Zij blijken echter erg oppervlakkig te zijn, of beter gezegd, zij ontpoppen zich als aanhangers van een oppervlakkige ontwaarding van de fundamentele maatschappijkritiek die van oudsher door links en het kritische denken wordt voorgestaan, dat wil zeggen de kritiek op onpersoonlijke mechanismen die ons leven beknotten (kapitalisme, statisme, klasse, sekse, rassenverhoudingen, …). Twee van de auteurs die zij te hulpen roepen bij hun complotistische dwaling staan juist geheel en al negatief tegenover hun simplisme: Karl Marx (1818-1883) en Franz Kafka (1883-1924).

In het voorwoord bij de eerste druk van Boek I van Het Kapitaal in 1867 leert Marx ons het kapitalisme te beschouwen als een onpersoonlijke machinerie, die door niemand wordt bestuurd:

Ik heb de kapitalist en de landeigenaar niet roze geschilderd. Maar het gaat slechts om mensen, voor zover zij de personificatie zijn van economische categorieën, de dragers van bepaalde belangen en klassenverhoudingen. Mijn standpunt […] kan minder dan enig ander standpunt het individu verantwoordelijk maken voor relaties waarvan hij sociaal het schepsel blijft, wat hij ook mag doen om zich ervan te bevrijden.” [10]

Dit is heel wat anders dan het CIA-geobsedeerde Manifeste conspirationniste, dat meer gemeen heeft met zoiets als een kaskraker van Hollywood!

In 1921 leverde Kafka een verhelderende kritiek op een spotprent waarop het kapitaal werd afgebeeld als een dikke man die op het geld van de armen zat, omdat het beeld volgens hem “onjuist en juist tegelijk” was:

“Juist slechts in één richting. […] De dikke man met de hoge hoed leeft over de ruggen van de armen en verplettert ze, dat klopt. Maar dat de dikke man het kapitalisme zelf is, is niet helemaal juist. De dikke man domineert de armen binnen een bepaald systeem, maar hij is niet het systeem zelf. Integendeel, ook hij draagt kettingen, die op deze tekening niet zijn afgebeeld. […] Kapitalisme is een systeem van afhankelijkheden die gaan […] van boven naar beneden en van beneden naar boven.” [11]

Voor Kafka is het kapitalisme een vervlechting van afhankelijkheidsrelaties, die de kapitalisten zelf bindt, ook al profiteren zij ten koste van de proletariërs, maar niet een manipulatie van de wereld door de kapitalisten.

Binnen dit oppervlakkige kader, door serieuze studie veelal te vervangen door anekdotes en begrippen door gecursiveerde woorden, ondermijnen Coupat c.s. de fundamentele maatschappijkritiek nog ietsjes verder.

Les éditions du Seuil en Hugues Jallon: van redactiecoup tot verwarring

Indien het allemaal slechts om een marginale figuur als Julien Coupat zou gaan binnen het zeer marginale milieu van radikaal-links, dan zou het geen verontrustende ideologische gebeurtenis zijn geweest. Het zou slechts een kleine bijdrage zijn geweest aan de verwarrende uitwisseling tussen extreemrechtse, rechtse en linkse discoursen die ik in mijn boek La grande confusion. Comment l’extrême droite gagne la bataille des idées (Textuel editions, maart 2021) heb geanalyseerd; deze confusionistische uitwisselingen bevorderen de extreemrechtse wending van het publieke debat al sinds het midden van de jaren 2000 en het complotisme vormt daarvoor één van de belangrijkste cognitieve en retorische verbindingen.

De bezorgdheid komt vooral voort uit de intellectuele rechtvaardiging die aan de benadering van het boek wordt gegeven door de uitgever ervan, één van de grote uitgeverijen die historisch gezien een zeker intellectueel prestige genieten: Editions du Seuil. Dit legitimerende gevolg kan worden gezien als een neveneffect van een redactionele coup die inspeelt op een politieke provocatie van een mediaberoemdheid in een epidemische context, door in te zetten op de commerciële effecten van het “politiek incorrecte”, dat tegenwoordig zo populair is in ultraconservatieve en confusionistische kringen. Het risico is dan dat het in bepaalde Parijse sociale kringen radical chic wordt om zich te afficheren als een “complotist”, met het idee dat deze publicatie van Seuil hier legitimiteit aan geeft.

Dit is echter niet het enige probleem, want de directie van de uitgeverij Seuil had er een boek als alle andere van kunnen maken. De directeur van Le Seuil, Hugues Jallon, heeft het boek echter rechtstreeks verdedigd, zoals hij dat maar zelden doet voor boeken die hij uitgeeft. De verklaringen van Jallon tegenover Olivier Tesquet van Télérama zijn zelfs verbijsterend in verband met de intellectuele middelmatigheid van het boek: “het is een boek dat een mijlpaal zal zijn, gewoon omdat het andere perspectieven voorstelt om na te denken over wat ons overkomt” en hij voegt eraan toe: “een origineel politiek voorstel, fascinerend, intellectueel gestructureerd, zelfs [als ik het niet eens ben met sommige analyses“. De titel van het boek is zelfs “een provocatie tot intelligentie“. Wauw!

Versterkte intellectuele rechtvaardiging van het Manifest conspirationniste! Ook linkse politieke rechtvaardiging, want Jallon is een vooraanstaande persoonlijkheid binnen radicaal links: hij is de voormalige directeur van uitgeverij La Découverte (2014-2018) en, in deze context, medeoprichter in 2015 van de Revue du Crieur, gezamenlijk uitgegeven door La Découverte en Médiapart. Deze dubbele intellectuele en politieke rechtvaardiging heeft reeds haar eerste slachtoffer geëist: Hervé Kempf, voormalig journalist bij Le Monde, oprichter en hoofdredacteur van de antikapitalistische en ecologistische website Reporterre.net, en tevens auteur van Le Seuil. Hij liep warm voor het boek van Coupat c.s.:

Men moet het boek, naast zijn zeer overtuigend algemeen kader, zien als een wervelwind die de intellectuele lucht aanwakkert die sinds twee jaar gekaapt is door het gebod van Covid. Alles wijst erop dat deze wervelwind en andere die nog zullen komen, de kwade dampen zullen verdrijven die in onze opgesloten geesten stagneert.”

De dubbele sponsoring van Le Seuil en Jallon is niet alleen verontrustend vanwege de indirecte bijdrage van het complotisme aan de voortschrijdende hegemonie van extreemrechts in de openbare ruimte. Het boek van Coupat c.s. gaat nog verder, met een impliciete Holocaustontkenning, een diskwalificatie van de kritiek op antisemitisme, en zelfs een zekere rechtvaardiging van dit laatste, alsmede meer directe toenaderingspogingen tot extreemrechts.

Latent negationisme? Het nazisme en de Shoah in het bijzonder, en totalitaire ervaringen in het algemeen, worden impliciet gerelativeerd door retorische excessen met betrekking tot onze huidige situatie: “terreur” (p. 17), “een ethische uitroeiingsmachine” (p. 143), “de meesters van deze wereld willen van ons af” (p. 221), “een poging om ons uit te roeien” (p. 275), “roepingen van collaborateurs” (p. 357), vergelijking met het verzet “in Parijs in juli 1940” (p. 360), “witte marteling” (p. 365) …

Diskwalificatie van de kritiek op antisemitisme? Kritiek op het antisemitisme wordt vergeleken met een “dooddoener tegen Nuit Debout en vervolgens de Gilets Jaunes” gebruikt door “de media”, een “manoeuvre” gericht tegen “elke scherpe oppositie tegen de bestaande orde” (p. 269). Deze diskwalificatie van kritiek op het antisemitisme is de laatste tijd zeer populair bij de econoom Frédéric Lordon, de filosoof Michel Onfray en François Boulo, de advocaat van de Gilets Jaunes [12]. Het is onderdeel van de confusionistische ondermijning van de kritiek op het antisemitisme in sommige delen van links. Maar Coupat c.s. gaan nog een stap verder in de richting van een schandelijke rechtvaardiging van antisemitisme. Want volgens hen zou “deze manoeuvre” leiden tot het “in de hoek drijven” in de richting van het antisemitisme van “diegenen die er niet meer tegen kunnen” (p. 269). Het is volgens hen de kritiek op het antisemitisme die demonstranten van de gevestigde orde in de richting van het antisemitisme duwt waarmee zij voorheen niets te maken hadden. QED.

Meer directe toenadering tot extreemrechts? “Men hoeft niet bang te zijn voor contact” met de “fascisten” bij gezamenlijke demonstraties (p. 377). Contact dat gemaakt kan worden “met de vuisten“, maar ook in iets dat zou kunnen lijken op een nieuw bondgenootschap, in het plezier “broeders en zusters te ontdekken, zelfs waar we dat het minst verwachtten” (ibid.). Wat zeg je daarvan! Dit impliceert het verwerpen van “de prediking van zuiverheid” (ibid.). Dit lijkt niet erg samenhangend in een manifest waarin elk “links” onherroepelijk wordt veroordeeld als in wezen onzuiver (blz. 49-51 en 331-332). Is er enige overeenkomst met deze nieuwe “broeders” en “zusters“? De voorrang die wordt gegeven aan “wraak” (blz. 365-368), als een sociaal-affectieve brandstof, en dus aan wrok. Aan de rechterzijde, hebben sommigen de boodschap gehoord. Op 24 januari 2022 plaatste de nationalistische en antisemitische website van Alain Soral, Égalité & Réconciliation, een tekst onder de titel “Wanneer extreem links begrijpt dat samenzwering de nieuwe politieke intelligentie is”. Daarin betoogt hij dat:

Wij kunnen dus schrijven dat de intelligente samenzwering van nationaal rechts, of zelfs van E&R, het ernstigste deel, het deel dat zonder oogkleppen denkt, van extreem links heeft besmet, en dat zij op deze basis van overeenstemming verenigbaar is met het intellectueel geavanceerde populisme, waarvan wij deel uitmaken. Natuurlijk zal de Coupat-bende zich niet bij E&R aansluiten, maar er ontstaan wel gemeenschappelijke programma’s.”

Het Manifeste conspirationniste ontsnapt desondanks bij momenten aan de confusionistische stroperigheid. Zo bevat het een paar stimulerende pagina’s over de mentale aspecten van de sociale emancipatie (blz. 348-353), in tegenstelling tot de huidige geestelijke verdorring van links. Maar te midden van de misselijkmakende warboel valt er nauwelijks iets mee aan te vangen.

[1] Zie Audric Vitiello, Ultra-gauche » : esquisse de généalogie d’un courant politique, Fondation Jean-Jaurès, 15 maart 2019.

[2] Guy Debord, La Société du Spectacle [1e ed.: 1967], Parijs, Gallimard, collectie “Folio”, 1996, &116-124, p. 116-121, en &221, p. 209.

[3] Zie Pierre Bourdieu, Le sens pratique, Parijs, Minuit, 1980.

[4] Guy Debord, Voorwoord bij de vierde Italiaanse editie van La Société du Spectacle [1e ed.: 1979], in Commentaires sur la société du spectacle, Parijs, Gallimard, collectie “Folio”, 1996, pp. 119-147.

[5] Zie Valérie Igounet, Histoire du négationnisme en France, Parijs, Seuil, 2000.

[6] Zie Philippe Corcuff, “Négationnisme d’ultra-gauche et pathologies intellectuelles de la gauche. À propos d’un texte de Jean-Gabriel Cohn-Bendit de 1981”, in Philippe Mesnard (ed.), Consciences de la Shoah. Critique des discours et des représentations, Parijs, Éditions Kimé, 2000, blz. 260-273, overgenomen op de site van PHDN (Pratique de l’Histoire et Dévoiements Négationnistes), 20 december 2021.

[7] In Marc Bloch, Apologie pour l’histoire ou Métier d’historien [onvoltooid manuscript geschreven in 1940-1943], Parijs, Armand Colin, 1974, pp. 25-29.

[8] Ibid, p. 25.

[9] In Rudy Reichstadt, L’Opium des imbéciles. Essai sur la question complotiste, Parijs, Grasset, 2019, p. 155.

[10] Karl Marx, Le Capital, voorwoord bij de 1e druk van boek I [1867], herdrukt in Philippe Corcuff (red.), Marx XXIe siècle. Textes commentés, Parijs, Textuel, 2012, blz. 17-18.

[11] Franz Kafka, 1921, geciteerd door Michael Löwy, Franz Kafka rêveur insoumis, Parijs, Stock, 2004, p. 27.

[12] Zie Philippe Corcuff, La grande confusion. Comment l’extrême droite gagne la bataille des idées, Parijs, Textuel, 2021, p. 425-427.