Onlangs stuitte ik op de naam van een oude ‘bekende’. Het ging om Peter Edel (1959), met wie ik twintig jaar geleden een polemiek heb gevoerd over zijn artikelen in Ravage en Kleintje Muurkrant waarin hij steevast antisemitische verhalen zat te verkondigen. De redactie van Kleintje Muurkrant zag geen reden om met Edel te breken, waarna ik stopte met mijn bijdragen aan dat periodiek. Ik had (en heb nog steeds) weinig zin om met antisemieten in hetzelfde blad te staan. Daarna recenseerde ik samen met Marcel Poorthuis en Theo Salemink zijn boek voor Kroniek (later ook gepubliceerd in De Fabel van de illegaal). En ik verschafte informatie aan Yoram Stein, die er over schreef in Trouw.

Edel besloot zijn bericht over Janet Ossebaard met: “Betekent het voorafgaande dat ik totaal geen begrip heb voor hen die weglopen met Ossebaards opvattingen? Nee, want een jaar of 30 geleden had ik dat waarschijnlijk zelf ook gedaan. Dat wil zeggen, in een tijd waarin ik de wereld nog verklaarde in termen van samenzweringstheorieën. Je zou me wat dat betreft een ervaringsdeskundige kunnen noemen.” Edel heeft wat moeite met chronologie, want zijn boek De schaduw van de ster verscheen in 2002, en het artikel in Ravage verscheen in 1996.

In dat eerste artikel waar Peter Edel liever niet aan herinnerd wil worden, stond onder andere te lezen (in het gekunstelde Nederlands dat eigen is aan Edels schrijfstijl):
“[H]et had er veel schijn van dat de joodse elite bewust meewerkte aan het vermoorden van haar eigen burgerij.”
“Net als in de dertiger jaren is er ook nu weer een joodse elite organisatie die verondersteld wordt een stimulerende invloed te hebben op het nazistische denken.”
“Net als tijdens W.O.II is er dus nu weer een joodse elite die zich via neo-nazi’s lijkt te richten tegen de belangen van de joodse burger.”

Er volgden veel verontwaardigde reacties, maar de redactie van Ravage verdedigde Peter Edel tegen zijn critici. De redactie schreef: “Wij zullen ons echter niet van het artikel van Peter Edel distantiëren, omdat wij ook na lezing van de ‘verklaring’ niet vinden dat het artikel “Kanttekeningen bij Herdenking” antisemitische passages bevat.” Het CIDI was het hier niet mee eens en diende een klacht bij het openbaar ministerie. Een klacht die uiteindelijk niets opleverde.

Peter Edel, De schaduw van de ster. Zionisme en antizionisme. Voorwoord Karel Glastra van Loon. EPO, Berchem 2002.

Peter Edel heeft nooit afstand genomen van zijn boek, dat in 2002 ook door anderen kritisch werd besproken. Historica Evelien Gans schreef destijds: “Parallellen tussen zionisme en nazisme worden ook voortdurend gesuggereerd in De schaduw van de ster (2002), een anti-zionistisch pamflet dat pretendeert de geschiedenis van het zionisme te (her)schrijven. De auteur, Peter Edel, blinkt uit in selectief bronnengebruik. Zijn waarheid is bovendien opgebouwd uit een mix van oude en jongere antisemitische mythen en samenzweringstheorieën, zoals die waarin vooroorlogse zionisten en nazi’s de schouders zetten onder één gemeenschappelijk doel: het vertrek van zoveel mogelijk (Duitse) joden naar Palestina. De respectabele Amsterdamse boekhandel Scheltema Holkema bedeelde destijds een prominente plek toe aan Edels boek. Dat was dan ook voorzien van een lovend voorwoord van de schrijver Karel Glastra van Loon die het tot op heden niet kan opbrengen te erkennen dat hij zijn naam beter niet aan dit geschrift had kunnen verbinden.”

Edel meende dat er toen een Banvloek tegen hem werd uitgesproken, maar reageerde nooit inhoudelijk op de kritiek. Hij schreef er in 2015 over in De samenzweringsroes: “Tegen de tijd dat ik met het schrijven van mijn eerste boek begon was de fase waarin ik een kick kreeg van wilde complotverhalen voltooid verleden tijd. De informatie waar dat boek op gebaseerd was bestond ook absoluut niet uit samenzweringstheorieën (de bron van een zinnetje uit dat eerste artikel was de enige uitzondering, omdat ik meende het niet te kunnen maken dat te negeren). Het deed er niet veel toe, want in reacties op het boek werd soms niet eens naar de inhoud ervan verwezen, maar wel naar dat gewraakte eerste artikel.”

Peter Edel, Banvloek. Papieren Tijger, Breda 2003.

Edel heeft nog steeds moeite met lezen. Zijn boek staat barstensvol fouten en aperte onwaarheden. Het gaat niet om één klein foutje, het is een structureel tekort van zijn werkwijze. Dat zagen niet alleen Evelien Gans, Marcel Poorthuis, Theo Salemink en ikzelf maar ook Gie van den Berghe in zijn recensie in Trouw. Deze beweerde terecht: “Edel komt niet met pijnlijke feiten, maar met manipulaties en verdraaiingen. Hij mist elk historisch besef.” Hij negeert alle kritiek en gaat voort op de ingeslagen weg alsof er niets gebeurd is.

Volledig genezen van de roes (die hij vergelijkt met de roes van cocaïne) is hij nog niet. Ook in 2015 kan hij het niet laten om ‘alternatieve’ feiten te presenteren als historische zekerheden. “Soms bevinden samenzweringstheorieën zich in een grijs gebied. Zoals die over de moord op de Amerikaanse president John F. Kennedy. Hoewel een Amerikaanse Senaatscommissie daarbij een samenzwering constateerde, blijft Lee Harvey Oswald volgens veel lezingen toch de enige moordenaar.” Over de moord op John F. Kennedy zijn tientallen, zo niet honderd verschillende samenzweringsfantasieën de wereld in geslingerd, dus het blijft onduidelijk waar Edel precies op doelt. Dit is een wel zeer tendentieuze weergave van de discussie rond het rapport van de House Select Committee on Assasinations, alsof er nooit kritiek is geweest op het rapport en het nu voor altijd vast staat dat er een complot was. Op Wikipedia vind je hier bijvoorbeeld over: “In light of investigative reports from the FBI’s Technical Services Division and the National Academy of Science Committee determining that “reliable acoustic data do not support a conclusion that there was a second gunman”, the Justice Department concluded “that no persuasive evidence can be identified to support the theory of a conspiracy in … the assassination of President Kennedy.” Overigens wees ook de HSCA de meest gangbare complottheorieën van de hand.

Verderop schrijft hij: “Er bestaan de meest idiote complotfantasieën over de vrijmetselarij, maar de door samenzweringstheoretici vaak genoemde stelling dat vrijmetselaars betrokken waren bij revoluties is bijvoorbeeld niet eens onwaar. Zo speelden vrijmetselaars een prominente rol bij de Jonge Turken revolutie van 1908 in het Ottomaanse Rijk. De Turkse Grootloge spreekt dat niet tegen.” Hier is Edel bij één van zijn favoriete onderwerpen aanbeland: de vrijmetselarij. Of liever complottheorieën over de betrokkenheid van vrijmetselaars bij revolutionaire omwentelingen. Zoals meestal geeft hij geen enkele onderbouwing voor zijn uitlatingen (iets wat ik hem in 2000 al voor de voeten wierp in een vierdelige artikelenreeks, maar waar hij zich niets van heeft aangetrokken). Sterker nog, omdat er iets niet expliciet wordt tegen gesproken zou dat impliciet een bewijs moeten zijn dat er sprake is van betrokkenheid! Ook hier presenteert Edel een controversiële opvatting als een historisch feit. De prominente vrijmetselaar waar Edel op doelt, is waarschijnlijk niemand anders dan Kemal Atatürk. Een onderwerp waarover in Turkije een zeer fel debat bestaat. Zo zijn er ook geruchten dat Atatürk een nakomeling is van de Dönme (Joden die werden gedwongen zich te bekeren tot de de Islam, maar heimelijk joods bleven).

Antisemitische meme gericht tegen Mustafa Kemal (Atatürk).

Enig speurwerk naar de betrokkenheid van vrijmetselaars bij de staatsgreep van de Jonge Turken in 1908 levert al snel resultaat op: “Right from the time of the Young Turk Revolution, the secretive Committee dominated by its shadowy Central Committee sparked many dubious conspiracy theories about the CUP. Between 1910 and 1916, antisemitic Judeo-Masonic conspiracy theories regarding the party were fuelled within the British government through diplomatic correspondence from Gerard Lowther (British Ambassador to Istanbul) and Gilbert Clayton (chief of British intelligence in Egypt).” Het zou interessant zijn om te weten op welke bronnen Edel zijn uitlatingen baseert.

Het was trouwens niet de enige keer dat hij een dergelijke uitspraak deed. Het is dus een stellige overtuiging. In 2016 schreef hij hier over: “Dat de vrijmetselarij een bont verleden kent staat vast. Zo werden in loges vaker revoluties beraamd. De Jonge Turken revolutie van 1908 is daar wat betreft Turkije een voorbeeld van. Sinds revoluties een zeldzaam verschijnsel zijn geworden is dat aspect van de vrijmetselarij echter tot het verleden komen te behoren.” Dit schreef hij in de column Erdogan, Gülen en de vrijmetselarij. Edel bedient zich hier van de populaire misvatting dat de vrijmetselarij betrokken zou zijn geweest bij de Franse en Amerikaanse revoluties. Het is ontegensprekelijk waar dat er vrijmetselaars actief waren in die turbulente periodes, maar dat zegt niets over de vrijmetselarij als zodanig. Er waren ook tal van vrijmetselaars die gekant waren tegen de omwentelingen.

Recip Erdogan schreef in 1975 een toneelstuk onder de naam ‘Mas-Kom-Ya‘, over een samenzwering van vrijmetselaars en communisten geleid door Joden.

Edel snapt nog steeds niet hoe samenzweringsfantasieën werken. Hij beweert: “Het verraderlijke van samenzweringstheorieën is dat ze vaak uit een mix van feiten en fictie bestaan.” Nee, het is pure fictie waar feiten bij worden gezocht. Hij beschouwt zichzelf trouwens nog steeds als slachtoffer. Edel heeft het over een “jeugdzonde” (hij was 37 jaar toen hij het schreef), waarvoor hij nu “levenslang” moet boeten. Hij heeft dus echt niets geleerd.

Peter Zegers