Toen twintig jaar geleden het bericht de wereld rond ging dat de Russische onderzoeker Mikhail Lepekhine eindelijk de auteur van de beruchtste antisemitische tekst geïdentificeerd had, verspreidde het nieuws zich als een lopend vuurtje. Ruim een eeuw na het ontstaan van de tekst was nu duidelijk geworden wie er achter zat en alle twijfel kon worden weggenomen. Maar twintig jaar na dato heeft Mikhail Lepekhine zijn belofte nog steeds niet ingelost. Desondanks geldt voor velen zijn verhaal vandaag de dag nog steeds als de definitieve geschiedenis van het ontstaan van de Protocollen van de wijzen van Zion. In The Plot van de tekenaar Will Eisner bijvoorbeeld wordt – in navolging van Lepekhine – Mathieu Golovinsky als de samensteller aangewezen, hij zou het geschrift in opdracht van de Ochrana (de tsaristische geheime politie) gefabriceerd hebben om de joden in een kwaad daglicht te stellen. Ook Umberto Eco – die het voorwoord schreef bij het boek van Will Eisner – gaat uit van deze versie. Helaas is het bewijs echter niet zo waterdicht als Eisner en Eco schijnen te geloven. Daar wezen twee specialisten op in hun commentaar op de onthullingen van Lepekhine. Zo waarschuwde de Duitse slavist Michael Hagemeister dat de bevindingen van Lepekhine niets nieuws bevatten. Zijn onthullingen zijn gebaseerd op oud materiaal dat al veel langer bekend was. Ook een andere specialist, de Italiaan Cesare G. De Michelis, is dezelfde mening toegedaan. Beide zijn van mening dat de versie van Lepekhine, die inmiddels algemene acceptatie heeft gevonden in de media en grote delen van de academische wereld, gebaseerd is op een wankele bewijsvoering en wetenschappelijk gezien ondermaats is. We weten dus nog steeds niet wie de auteur/samensteller van de tekst is.
Ondanks het onbetwistbare feit dat de Protocollen van de wijzen van Zion een antisemitisch schotschrift is, zijn er nog steeds figuren die rotsvast geloven in de boodschap. Hier te lande hebben we de ‘blije bankier’ Roland Bernard die tijdens zijn lezingen de lectuur van de Protocollen van de wijzen van Zion aanbeveelt. Hij verwijst hiervoor naar de vertaling van Johan Nijsse die in 1938 voor het verscheen bij uitgeverij De Misthoorn. Blijkbaar heeft Bernard de inleiding van Pieter Molenbroek bij de derde druk niet gelezen, want Molenbroek besluit zijn bijdrage met deze woorden: “Lees de Protocollen langzaam, en laat elke paragraaf goed tot U doordringen. Vergelijk deze richtlijnen met dat, wat inderdaad gebeurt en constateer dan, dat de verwerkelijking der joodsche wereldheerschappij-plannen nog net op tijd werd verhinderd door het inzicht en vooral door de moedige daad van één man, den genialen leider Adolf Hitler, die daardoor alle niet-joden van germaanschen zowel als van anderen bloede tot onuitsprekelijken dank aan zich heeft verplicht.”(1) Dit laat aan duidelijkheid niets te wensen over, zou ik zo denken.
(1) P. Molenbroek, Inleiding bij De protocollen van de wijzen van Zion. Stichting De Misthoorn, derde druk.