Door Luigi Corvaglia

Met toestemming van de auteur vertaald uit het Italiaans: Appunti di geopolitica delle “sette”. Sesta puntata: Quei bravi ragazzi (PZ)

Kijk eens goed naar bovenstaande foto. Hij is genomen tijdens de OVSE-vergadering in Warschau. Dat is een tafel waar ik elk jaar aan zit. Op de eerste rij, vanaf links, de afgevaardigde van Scientology, naast hem Massimo Introvigne, de directeur van CESNUR en Bitter Winter, vervolgens Willy Fautrè van Human Rights without Frontiers, als laatste Alessandro Amicarelli van de European Federation for Freedom of Belief (FOB). Op de tweede rij, achter de vertegenwoordiger van Scientology, de afgevaardigde van Coordination des Associations et des Particuliers pour la Liberté de Conscience (CAP LC). Deze laatste Franse vereniging ter verdediging van de “godsdienstvrijheid” werd in 2002 opgericht door Thierry Bécourt, een voormalig lid van de vereniging Omnium des Libertés. Bécourt werd beïnvloed door de esoterie van Alice Bailey en was de oprichter van het Institut de Psychanimie, gewijd aan de verspreiding van de theosofie. Het Omnium des Libertés, ontstaan uit een afsplitsing van CAP LC, werd in 1996 opgericht door singer-songwriter Joël Labruyère, een aanhanger van Scientology. De huidige voorzitter van CAP LC is Thierry Valle, een aardige man met wie ik vaak een praatje maak in de bar van het Sofitel Hotel in Warschau. Hij spot met mij en ik spot met hem.

In 2015 bestudeerden Franse ‘ethische hackers’, actief tegen Scientology, foto’s van een bekende aanhanger van de kerk, Françoise Morel, die gefilmd waren voor een hoofdkwartier van de Citizen Commission for Human Rights (CCHR), een van de organisaties van Scientology. Ze vroegen zich af wie de man was die ze altijd naast haar zagen. De foto staat hieronder. Ja hoor, het was Thierry Valle.

De auteurs van het artikel met de foto speculeren dat Valle deel uitmaakt van het OSA (Office for Special Affairs), de inlichtingendienst van Scientology. De naam Valle komt al in 1994 voor op de personeelslijst van het Guarantee Building, het Beaux Art gebouw van Scientology in Hollywood.

Als we teruggaan naar de oorspronkelijke foto, kunnen we de informatie samenvatten. We hebben Scientology, CESNUR/Bitter Winter, dan HRWF, FOB en tenslotte CAP LC. Allemaal organisaties die op de een of andere manier met elkaar zijn verbonden. Het eerste wat de waarnemer opvalt is dat ze, behalve de Scientology vertegenwoordiger die het niet doorhad, allemaal naar dezelfde camera lachen, zelfs de CAP LC vertegenwoordiger op de tweede rij. Ze vormen een combo. Een enkele groep activisten voert een gecoördineerde lobbyactie bij internationale instanties om zich te verzetten tegen acties en beleidsmaatregelen die een bepaalde visie op de verdediging van “godsdienstvrijheid” in de weg zouden kunnen staan. Één visie, inderdaad, eigenaardig, zoals we hebben gezien door de achtergrond van de protagonisten te belichten.

Godsdienst en inlichtingen

a) Catholic Intelligence Agency

De CIA gebruikt religieuze groeperingen al vanaf zijn ontstaan als een spionage-instrument. In feite had Allen Dulles, die het agentschap in zijn beginjaren leidde, al religieuze groepen gebruikt als dekmantel voor inlichtingenoperaties toen hij de leiding had over het Office for Strategic Services (OSS), de voorloper van de CIA. In het begin was dat het katholicisme. In zijn Errand into the Wilderness of Mirrors haalt Michael Graziano het Office of Strategic Services uit de Tweede Wereldoorlog aan om uit te leggen hoe het katholicisme “het model werd waarmee de inlichtingendiensten andere wereldreligies kon begrijpen en manipuleren“. Het was door onder dekking van de diepe overtuigingskracht van de kerk te opereren dat de OSS de Europese bevolking mobiliseerde tegen hun Nazi (en later Sovjet) bezetters. Het agentschap werkte ook samen met de Catholice International Press, via de Belgische priester Felix Morlion, in wat het “Operation Pilgrim’s Progress” noemde. Graziano schrijft dat “Amerikaanse analisten vaak veronderstelden dat de katholieke belangen – en die van het Vaticaan in het bijzonder – perfect overeenkwamen met de doelstellingen van de VS“. Toen het agentschap tijdens de Koude Oorlog in aanraking kwam met andere wereldreligies – Shintoïsme in Japan, Boeddhisme in Zuidoost-Azië en vooral de Islam in Iran – nam het aan dat “de Verenigde Staten en de wereldreligies natuurlijke bondgenoten” waren in de strijd tegen het atheïstische communisme. Aan het einde van de oorlog traden voormalige OSS-agenten toe tot de nieuw gevormde Central Intelligence Agency (CIA), die de ervaring en de netwerken meebrachten die nodig waren om het instrument van de religie in clandestiene activiteiten te operationaliseren. CIA-functionarissen als Allen Dulles, Kermit Roosevelt, Miles Copeland, William Eddy en James Jesus Angleton aarzelden niet om religie te gebruiken als transactiemiddel. Amerikaanse geestelijken, missionarissen en de evangelische Billy Graham werkten in het geheim samen met de CIA. In 1975 onthulde een rapport van de Amerikaanse Senaat het gebruik van verschillende Amerikaanse priesters en missionarissen voor het verzamelen van inlichtingen in verschillende landen. Er is veel bewijs dat de VS kerken financieren, zowel christelijke en niet-christelijke. De CIA financierde bijvoorbeeld kerken in Kerala, India, en deze inmenging in de Indiase politiek kwam in 1978 aan het licht toen de voormalige ambassadeur in India, Daniel Patrick Moynihan, de informatie publiceerde in zijn boek A Dangerous Place. Naast de inmenging in Kerala hebben de Amerikaanse kerken uitgebreide steun verleend aan terroristen in Nagaland. Deze terroristen kregen openlijke hulp van het Amerikaanse establishment in de vorm van zogenaamde mensenrechtenrapporten en publieke steunbetuigingen van vooraanstaande politici als Jimmy Carter.

We beginnen te zien hoe mensenrechtenrapporten een wapen zijn dat naar believen kan worden gebruikt voor of tegen bepaalde groepen en instellingen, afhankelijk van de vraag of zij de belangen van de Amerikaanse regering dienen of juist niet (herinner je je nog het USCIRF 2020-rapport?).

b) La bancada evangelica

Het overwicht van de katholieken dat zo groot was binnen de CIA dat het de bijnaam “Catholic Intelligence Agency” kreeg, is in de loop van de tijd wel afgenomen. In Latijns-Amerika, het katholieke continent bij uitstek, verliest de Kerk van Rome steeds meer terrein aan verschillende evangelische kerkgenootschappen. Een van de redenen hiervoor is het feit dat de positie van de meer conservatieve evangelicals gedurende de gehele Koude Oorlog rechtstreeks werd gesteund door de Verenigde Staten, die de religieuze groepering zagen als een nuttig bolwerk tegen het communisme in Latijns-Amerika, een gebied waar de bevrijdingstheologie het katholicisme een gevaarlijke connotatie had bezorgd. Tegenwoordig is de invloed van de evangelische beweging op de samenleving in deze landen enorm in termen van electoraal potentieel. De verspreiding in Latijns-Amerika van de evangelische kerken, met name de neo-Pentecostale kerken, die over enorme financiële middelen beschikken waardoor zij “concurrerender” zijn dan de katholieke kerk, heeft bijgedragen tot de opkomst van “rechtsepersoonlijkheden en politieke krachten, die dicht bij de belangen van de economisch-financiële machten, met name de Amerikanen, staan. Achter deze verschijnselen lijkt een zeer precieze strategie te zitten om “linkse katholieke” christenen (omdat zij aandacht hebben voor sociale kwesties) te vervangen door “rechtse evangelische” christenen (die veel aandacht hebben voor morele kwesties, maar weinig voor sociale).

c) Instrumentum regni

Dit alles doet ons beseffen dat religie voor sommige regeringen een nuttig instrument kan zijn voor tenminste drie doeleinden.

De eerste, bewezen en alom erkend, is die van spionage. Hiervoor hoeven niet per se majoritaire godsdiensten gebruikt te worden. Nu ik erover nadenk, minoritaire godsdiensten – vooral als ze al hun eigen inlichtingenstructuren hebben, zoals bijvoorbeeld Scientology – zijn perfect voor dit doel, vooral in landen waar meerderheidsreligies moeilijk te infiltreren zijn of nauw verbonden zijn aan de regering. Dit is het geval in Rusland, waar in de beroering die volgde op het uiteenvallen van de USSR, allerlei spirituele en alternatieve groepen floreerden, grotendeels gefinancierd door de VS, maar ook in China, het land van de onverklaarbaar rijke Falun Gong en de Kerk van de Almachtige God (over de betrekkingen van eerstgenoemde met de Amerikaanse regering, of sectoren daarvan, hebben wij het in deel vijf gehad).

Het tweede nut van religies als instrumentum regni ligt in het feit dat zij de religieuze identiteit van bepaalde bevolkingsgroepen kunnen afzwakken door er nieuwe vormen van wederzijdse erkenning (in-groups) op te enten die wendbare electoraten worden, wanneer zij niet nuttig zijn voor processen van sociale polarisatie die kunnen leiden tot opstanden of echte revoluties. Wij hebben het eerste geval gezien in Latijns-Amerika met de sponsoring van de pinksterbeweging die gebaseerd is op de Prosperity Gospel dat een belangrijk deel van de Amerikaanse religieuze rechterzijde kenmerkt.

Er is echter nog een derde functie van de totale verdediging van minderheidsculten door een omgeving die, zoals we hebben gezien, vijandig tegenover hen zou moeten staan. In feite zegt de Indiase journalist Arvind Kumar het heel goed wanneer hij stelt dat de verstrengeling van academici, de CIA en religie zich in de jaren negentig manifesteerde tijdens het proces dat leidde tot de goedkeuring van de International Religious Freedom Act en vervolgens tot de oprichting van het Office for International Religious Freedom en de United States Commission for International religious Freedom (USCIRF) . Hij zegt net zo goed dat de geroemde “godsdienstvrijheid” van deze instanties in werkelijkheid “een eufemisme is voor de verspreiding van het christendom met behulp van overheidsmiddelen“; het probleem is dat hij het centrale aspect van de zaak mist, namelijk dat de verkondigde verdediging van het godsdienstig pluralisme hen in staat stelt druk uit te oefenen op bepaalde landen door hun niet-eerbiediging van het recht op godsdienstvrijheid aan de kaak te stellen. Een dergelijke aanklacht geldt natuurlijk niet voor bevriende landen die net zo onliberaal en pluralismevijandig zijn, zoals Saoedi-Arabië, maar het is een uitstekend instrument om zich te richten tegen landen die minder dienstbaar zijn of concurrenten zijn in het geopolitieke scenario. In zijn boek La Mafia des Sectes schrijft Bruno Fouchereau expliciet dat de Verenigde Staten de meeste van de machtigste spirituele organisaties financieren. Dat dit geen loze beweringen zijn, zal blijken in de zevende aflevering, wanneer de vinger wordt gelegd op het lobbywerk van Scientology dat er juist op gericht is “druk uit te oefenen op het buitenland” vanwege het niet respecteren van “godsdienstvrijheid“.

In het licht van dit alles kunnen we de vreemde wirwar van staatscommissies, religieuze fundamentalisten, verenigingen voor vrijheid van godsdienst, Scientology en andere controversiële sektes in een ander licht gaan zien, allemaal met elkaar verbonden door niet meer dan een verbindende schakel. Tot de volgende aflevering.