Door Leonardo Bianchi
Met toestemming van de auteur en Valigia Blu vertaald uit het Italiaans. Het origineel verscheen op 3 maart 2022 en is hier te raadplegen: La “denazificazione” di Putin in Ucraina rischia di rafforzare i neonazisti in tutta Europa (PZ)
Bij de aankondiging van de invasie van de Oekraïne heeft Vladimir Poetin duidelijk gemaakt dat het zijn hoofddoel is om het land te “demilitariseren” en te “denazificeren”.
Volgens de Russische president is de Oekraïne in feite een vazalstaat die wordt geleid door “drugsverslaafden” en “neonazi’s” – ondanks het feit dat de Oekraïense president Volodymyr Zelensky van Joodse afkomst is, en drie van zijn familieleden zijn omgekomen in de Shoah. De laatste jaren, vooral sinds Euromaidan en het uitbreken van het Donbass-conflict, wordt in de propaganda van het Kremlin gehamerd op de vermeende “nazificatie” van Oekraïne; maar Poetin heeft het niet helemaal vanaf niets uitgevonden, integendeel.
Het is een argument dat al tientallen jaren wordt gebruikt en dat zijn wortels heeft in de Tweede Wereldoorlog. Het draait om een van de meest omstreden figuren uit de Oekraïense nationale geschiedenis: Stepan Bandera, die in 1959 in München door de KGB werd vermoord.
Bandera was een overtuigd fascist, lid van de Organisatie van Oekraïense Nationalisten en oprichter van het Oekraïense Opstandelingenleger (UPA) – de gewapende vleugel van de Organisatie van Oekraïense Nationalisten (OUN). De militie vocht eerst tegen de Polen en roeide 60.000 van hen uit in Galicië en Wolynië, collaboreerde vervolgens met de nazi’s tegen het Rode Leger, droeg bij aan de Holocaust en keerde zich tenslotte tegen de Duitsers zelf.
Zoals Danilo Elia in een artikel in het Osservatorio Balcani e Caucaso in herinnering riep, “voerden Bandera en zijn mannen een partizanenoorlog, cynisch en meedogenloos, zonder de geringste aarzeling om iedereen uit te schakelen die een obstakel vormde voor de Oekraïense dominantie ten westen van de Dnjepr”.
Poetin zelf heeft het meerdere malen over Bandera gehad. In zijn toespraak tot de natie, waarin hij de onafhankelijkheid van de separatistische “republieken” Donetsk en Lugansk erkende, zei de Russische president bijvoorbeeld dat de huidige regering in Kiev een “banderistisch neonazistisch regime” is dat “genocide” wil plegen op de Russischtalige bevolking van het oosten.
Het is duidelijk dat de hele kwestie van de “denazificatie” bedrog is dat uitgaat van een reëel en verifieerbaar feit (de aanwezigheid van neofascisten en ultranationalisten in het Oekraïense politieke landschap), maar het buiten alle proporties overdrijft en tot de voornaamste rechtvaardiging voor de oorlog maakt.
Maar het is een werkelijk absurd voorwendsel, en wel om een precieze reden: indien de aanwezigheid van extreemrechtse groeperingen voldoende zou zijn om een invasie uit te lokken, dan zou elk Europees land met geweld moeten worden “gedenazificeerd” – ook Rusland.
Tegelijkertijd maakt Poetins fixatie op de “banderisten” in Kiev het niet mogelijk te begrijpen wat hun werkelijke gewicht is: het is niet waar dat zij overal zijn, zoals de Russische en buitenlandse media die zich achter het standpunt van het Kremlin scharen, beweren; maar het is ook niet waar dat zij niet bestaan of totaal onbelangrijk zijn, hoewel hun electorale gewicht vrijwel nihil is.
Kortom: wie zijn die beruchte Oekraïense “neonazi’s” eigenlijk? Hoeveel tellen zij mee in de Oekraïense samenleving? Welke banden hebben zij met bewegingen in andere landen? En welke rol speelt extreemrechts – en heeft het tot dusver gespeeld – in het Oekraïense conflict?
De heropleving en opkomst van extreemrechts in post-Sovjet-Oekraïne
Afgezien van het precedent van de UPA, begint de geschiedenis van hedendaags extreemrechts in de Oekraïne aan het eind van de jaren tachtig en het begin van de jaren negentig.
In 1991 werd de Oekraïense Nationale Vergadering (UNA) opgericht, waarin verschillende kleinere formaties (zoals de Oekraïense Inter-Partij Vergadering, UMA) en de Oekraïense Nationale Unie (UNS) werden samengebracht. Zeer spoedig kreeg de UNA ook een paramilitaire vleugel die openlijk geïnspireerd was op Bandera’s UPA: de Oekraïense Nationale Zelfverdediging (UNSO).
De militanten van UNA-UNSO zijn zowel binnen als buiten Oekraïne zeer actief. Zij namen deel aan de Trans-Dnjestrische oorlog van 1992, vochten samen met Georgiërs tegen pro-Russische rebellen in Abchazië en samen met Tsjetsjenen in de eerste oorlog in Tsjetsjenië, en mengden zich ook in het conflict in het voormalige Joegoslavië door de kant van Kroatische nationalisten te kiezen.
In diezelfde tijd, om precies te zijn op 13 oktober 1991, werd in Lviv de Oekraïense Sociaal-Nationale Partij (SNPU) opgericht. Ook dit is het resultaat van de samensmelting van verschillende extreemrechtse groeperingen: er zijn veteranen van de USSR-oorlog in Afghanistan, de jonge nationalisten van Spadshchyna (Erfgoed), leden van de Studentenbroederschap uit Lviv onder leiding van Oleh Tiahnybok, en leden van de paramilitaire militie Varta Rukhu (de “Bewakers van de Beweging”).
Het door de SNPU gekozen symbool is de Wolfsangel, de zogenaamde “wolventand” die door de nazi-SS werd gebruikt. In de jaren negentig werd de partij bekend door haar pickets voor het parlement met één kamer in Kiev (de Verchovna Rada) en trok ze ultras en boneheads aan. In navolging van de traditie van extreemrechts in Oekraïne richtte de SNPU in 1999 ook een paramilitaire organisatie op onder de naam Patriotten van Oekraïne.
De verkiezingsresultaten waren echter desastreus, en aan het begin van de jaren 2000 verkeerde de partij in een diepe crisis. Een koerswijziging was nodig en die kwam er op het congres van 2004: de naam werd veranderd in Svoboda (Vrijheid) en Tiahnybok werd benoemd tot president. Het doel was schoon schip te maken en de belangrijkste nationalistische oppositiemacht van het land te worden.
In 2009 boekte de partij haar eerste grote succes bij de verkiezingen: zij behaalde bijna 35 procent van de stemmen in de oblast Ternopil en won 50 van de 120 zetels in de gemeenteraad. Bij de gemeenteraadsverkiezingen van 2010 behaalde zij landelijk 5,2 procent, met pieken tot 30 procent in het oosten van Galicië.
Onverwachte hulp voor Svoboda kwam van president Viktor Janoekovitsj, die – zoals journaliste Simone Pieranni optekent – zodra hij in 2010 was verkozen, besloot om Svoboda “tot een publieke vijand te maken” om “de oppositie in het parlement te verzwakken” en op deze manier Tiahnyboks partij te versterken, d.w.z. “één uiterste van het politieke spectrum”. Svoboda kreeg veel aandacht in de media, die het vakkundig benutte.
Dit leidde tot de parlementsverkiezingen van 2012, waar Svoboda een historische 10,44% van de stemmen en 38 zetels in de Verchovna Rada behaalde. Volgens de politicoloog Anton Shekhovtsov moet een dergelijk resultaat niet worden geïnterpreteerd als “een indicatie van de groei van racisme en vreemdelingenhaat in de Oekraïense samenleving”, maar eerder als een complexe “combinatie van verschillende factoren”.
Ten eerste, schrijft hij in het tijdschrift Eurozine, werd Svoboda gezien als “een van de weinige Oekraïense partijen met een sterke en diepgewortelde ideologie” en als “een alternatief voor de Partij van de Regio’s en president Janoekovitsj“. Bovendien, zegt Shekhovtsov, heeft de partij geprofiteerd van zowel de neergang van de traditionele partijen als van het beleid van Janoekovitsj zelf, dat als “anti-Oekraïens” en te veel op Rusland gericht werd ervaren.
Het moment van triomf duurde echter niet lang. In de loop van 2013 is de steun voor de extreemrechtse partij gestaag gedaald en in november is deze gedaald tot nauwelijks 5,1 procent – net boven de kiesdrempel. Maar het is in die maand dat alles verandert, opnieuw. Janoekovitsj kwam terug op zijn verkiezingsbeloften en ondertekende de pre-associatieovereenkomst met de Europese Unie niet, wat de eerste demonstraties uitlokte die later zouden leiden tot de zogenaamde Euromaidan.
Van de barricaden van Euromaidan tot de oorlog in Donbass
Ondanks het feit dat Svoboda altijd geallieerd is geweest met neofascistische en eurosceptische bewegingen (waaronder Forza Nuova), en een uiterst onliberaal beleid voerde, sloot zij zich onmiddellijk aan bij de protesten in Kiev en andere Oekraïense steden.
Voor de partij was Euromaidan de perfecte gelegenheid om de verloren consensus te herstellen, en een formidabel platform voor propaganda en het consolideren van haar politieke invloed.
Zoals Volodymyr Ishchenko, socioloog en docent aan het Polytechnisch Instituut van Kiev, opmerkt, speelte Svoboda “een essentiële rol bij de protesten” door logistieke, economische, media- en materiële steun te verlenen. Hoewel zij numeriek een minderheid vormt in de mobilisatie, zo vervolgt hij, beschikt de extreemrechtse groep over “sterk ideologisch gemotiveerde activisten, de middelen van een parlementaire fractie en machtsposities in de lokale overheden van de westelijke regio’s”.
Naast Svoboda nemen nog extremere en gewelddadigere formaties deel aan de protesten, zoals C14, een neonazigroep die in 2009 in Kiev is opgericht, en vooral Rechtse Sector (Pravy Sektor). Deze laatste is eind 2013 ontstaan, op de barricaden van Euromaidan, en is de zoveelste vergaarbak van kleine neofascistische bewegingen. Zoals journalist Danilo Elia in een artikel uit die tijd opmerkt, “[dringen] de militanten aan op de bezetting van openbare gebouwen, op een onverzettelijke opstelling tegenover de regering en [gebruiken] stadsguerrilla-methoden tegen de politie”.
Leider Dmytro Jarosj maakt er geen geheim van dat hij de repressieve escalatie van de regering Janoekovitsj wil uitbuiten en aanwakkeren om de standpunten van de betogers te radicaliseren en een bredere “nationale revolutie” tot stand te brengen. De enorme zichtbaarheid die op het terrein werd verworven, vertaalde zich niet in evenveel stemmen. Integendeel: bij de presidents- en parlementsverkiezingen van 2014, de eerste verkiezingen na de revolutie, is het slecht gegaan. Rechtse Sector (dat de electorale weg bewandelt) haalde respectievelijk 0,7 en 1,8 procent; Svoboda stokte op 1,16 en 4,71 procent, waardoor de consensus halveerde en het parlement werd verlaten.
Na Euromaidan volgden de annexatie van de Krim en de oorlog in het oosten van het land. Om de het gebrek aan voorbereiding en de ontoereikendheid van het reguliere leger te compenseren, maakten de Oekraïense autoriteiten gebruik van de bijdrage van de zogenaamde “bataljons” die uit vrijwilligers bestonden. Afgezien van die welke gelieerd zijn aan de Rechtse Sector (het zogenaamde Oekraïense Vrijwilligerskorps, DUK), is het belangrijkste op het gebied van extreemrechts ongetwijfeld het Azov Bataljon.
De geschiedenis van andere groepen slaafs volgend, is Azov in mei 2014 ontstaan uit de fusie van twee paramilitaire en neonazistische bewegingen: de Patriotten van Oekraïne – inmiddels losgeraakt uit de invloedssfeer van Svoboda – en de Sociaal-Nationale Assemblee. Het bataljon loopt voorop in de slag om Mariupol (dat vandaag de dag nog steeds hun basis is) en draagt bij aan de herovering van de stad, later beloond met opname in de Oekraïense Nationale Garde.
Rapporten van het Hoge Commissariaat voor de Mensenrechten van de VN schetsen een veel minder heroïsch beeld: tijdens de oorlog zou het bataljon verantwoordelijk zijn geweest voor het willekeurig doden van burgers, plundering en marteling.
De oprichter van Azov is Andriy Biletsky, een extremistische militant die bekend staat als de “Witte Führer” en oorspronkelijk afkomstig is uit Kharkiv (de tweede grootste stad van Oekraïne na Kyiv, gelegen in het oosten). In 2007, toen hij de leider was van de Patriotten van Oekraïne, zei hij dat de echte missie van het land is om “blanke naties te leiden in de kruistocht tegen de onmenselijke Semieten”.
Verschillende onderzoeken hebben de banden van Biletski met de machtige Volksfrontpoliticus Arsen Avakov aan het licht gebracht. Toen deze laatste tussen 2005 en 2010 voorzitter was van het regionale bestuur van Charkiv, werkten de Patriotten van Oekraïne actief samen met de politie bij de jacht op “illegale” migranten.
Als minister van Binnenlandse Zaken (een functie die hij bekleedde tussen 2014 en 2021) werd Avakov er in plaats daarvan van beschuldigd de acties van Biletskij en Azov te hebben getolereerd en zelfs te hebben gefaciliteerd, en hen te hebben toegestaan zich uit te breiden. Van 2016 tot 2018 richtte Azov zijn eigen politieke partij op (het Nationaal Korps), smeedde hij betrekkingen met buitenlandse bewegingen (waaronder CasaPound) en inaugureerde hij de paramilitaire vleugel Nationale Militie – die binnen enkele maanden pogroms organiseerde tegen de Roma-minderheid en homofobe aanvallen pleegde tegen de Oekraïense LBGTQ+-gemeenschap.
In de aanloop naar de verkiezingen van 2019 vormde Azov een electorale alliantie met Svoboda, Rechtse Sector en andere extreemrechtse partijen. De resultaten vallen opnieuw tegen: slechts 2,3% van de stemmen.
Maar het is een vergissing te denken dat de invloed van extreemrechts in Oekraïne ophoudt bij de stembusgang, of dat hun fysieke afwezigheid in de politieke instellingen gelijk staat met hun non-existentie. “Hun buitenparlementaire macht”, waarschuwt de socioloog Volodymyr Isjtsjenko, “behoort tot de sterkste van heel Europa”; en het is een macht die voortkomt uit de verspreiding van nationalistische propaganda in de samenleving, uit paramilitaire activiteiten binnen en buiten de Donbass, uit de medeplichtigheid van politie en leger – een probleem dat veel andere landen gemeen hebben, denk maar aan Duitsland – en uit de acties van Vladimir Poetin zelf.
Het trainingskamp van extreemrechts wereldwijd
Vanaf het allereerste moment heeft het conflict in Donbass veel buitenlandse strijders uit de hele wereld aangetrokken. Volgens schattingen in een rapport voor 2020 van het Counter Extremism Project (CEP) zijn er ongeveer 17.000 vrijwilligers uit meer dan 50 landen. Daarvan komt de overgrote meerderheid (15.000) uit Rusland. Uit het westen zijn er zo’n duizend gekomen – en 50 tot 80 procent van het totaal heeft, volgens de CEP, extreemrechtse standpunten.
Zoals Anton Shekhovtsov in Il Manifesto opmerkte, “is voor veel leden van extreemrechtse groeperingen elke oorlog een soort droom die uitkomt, een verwezenlijking van hun verlangen naar geweld”.
Het eigenaardige is dat in dit geval de fascistische strijders gelijkelijk verdeeld waren over het Oekraïense en het pro-Russische kamp. Enerzijds kozen zij voor het Oekraïense nationalisme en het ideaal van een “nationale revolutie”; anderzijds besloten zij zich aan te sluiten bij Poetin, dat werd gezien als een bastion van verzet tegen het “globalisme” en de morele corruptie van de westerse liberale democratieën.
In een interview met Vice World News verklaarde de voormalige Zweedse neonazi Mikael Skillt bijvoorbeeld dat hij zich bij het Azov Bataljon had aangesloten omdat hij gefascineerd was door “de rol die ultranationalisten en ultras in Euromaidan hebben gespeeld”. Dezelfde weg werd ook bewandeld door een Italiaanse neo-fascist, F.S.F., die aan de zijde van militanten van de Rechtse Sector aan de revolutie deelnam en zich vervolgens bij Azov aansloot.
Uit een onderzoek van de website Bellingcat bleek dat sommige leden van het Azov-bataljon contacten hadden met de Amerikaanse semi-clandestiene organisatie Atomwaffen Division en de Noorse neonazi Joachim Furholm (die in 2018 al uit het Oekraïense leger was gezet), die zou hebben geprobeerd extremisten te rekruteren. In 2019, zo meldde BuzzFeed-journalist Christopher Miller, zette Oekraïne ook twee Amerikaanse neonazi’s het land uit die zich “wilden aansluiten bij Oekraïense eenheden om militaire training te krijgen en die te gebruiken om misdaden te plegen”.
Anderzijds hebben de pro-Russische separatisten gezelschap gekregen van militanten van de Russische Imperiale Beweging – RIM, een extreemrechtse groepering die in 2002 in Sint-Petersburg werd opgericht en die beweert te strijden voor “de overheersing van het blanke ras” – en die van de Russische Nationale Eenheid (RNE, opgericht in 1990), die in het verleden aan verschillende oorlogen hebben deelgenomen.
In juni 2014 heeft RIM in Sint-Petersburg een kantoor geopend dat volledig gewijd is aan de opleiding van buitenlandse strijders (foreign fighter) die naar Oekraïne worden gezonden. In april 2020 heeft de regering van de VS de Russische Imperiale Beweging op de lijst van terroristische organisaties geplaatst, omdat zij “paramilitaire training heeft verstrekt aan blanke supremacisten en neonazi’s in Europa”. Enkele maanden later onthulde het Duitse tijdschrift Focus dat enkele Duitse rechts-extremisten hadden deelgenomen aan een RIM-oefening.
Naast deze twee Russische formaties hebben zich bij de zelfbenoemde “volksrepublieken” nog andere kleine groepen en individuele militanten aangesloten die niet bij specifieke formaties zijn aangesloten – waaronder verscheidene Italianen. De bekendste is Andrea Palmeri, een voormalige militant van Forza Nuova en voormalig leider van de Bulldogs (een groep ultras uit Lucca). De man verblijft sinds 2014 in Lugansk en is voortvluchtig: in 2021 werd hij in eerste aanleg veroordeeld tot vijf jaar gevangenisstraf in het proces over de rekrutering van huurlingen uit Italië naar de Donbass.
Volgens schattingen van Natalia Yudina en Alexander Verkhovskyin in een lang artikel gepubliceerd in het tijdschrift Nationalities Papers, zijn er tussen de 100 en 200 extreemrechtse pro-Russische strijders.

Andrea Palmieri staat hier links op de foto. Deze postte hij enige jaren geleden op zijn Facebookpagina.
Ali Soufan van de denktank tegen extremisme The Soufan Group verklaardde: “De instabiliteit in Oekraïne biedt blanke supremacisten dezelfde trainings- en radicaliseringsmogelijkheden als de instabiliteit in Afghanistan, Irak en Syrië jarenlang jihadistische militanten heeft geboden”.
De autoriteiten in verschillende westerse landen vrezen dat de Russische invasie deze dynamiek zal verergeren. In dit verband onthulde de Guardian dat de Britse antiterrorismepolitie de afgelopen weken gerichte controles heeft uitgevoerd op een van de belangrijkste luchthavens van het land nadat “enkele neonazi-militanten vanuit de VS en een Europees land naar Oekraïne zouden zijn vertrokken”.
De paradox is dat Poetins “denazificatie” van Oekraïne dreigt te leiden tot precies het tegenovergestelde, namelijk de oprichting van een gigantisch trainingskamp voor extreemrechts in het Westen, en dus tot de potentiële “nazificatie” van het land.
Trackbacks/Pingbacks